Met het programma Topcorridors investeren overheden en de logistieke sector in ‘emissieloze’ topcorridors naar de buurlanden die bijdragen aan een duurzame economische groei en een betere leefomgeving. Voor de logistieke knooppunten zijn de uitdagingen immens op het gebied van CO2-reductie, energietransitie en de overgang naar een circulaire economie. Het blijkt een lastige puzzel, vooral omdat de logistieke sector er nog onvoldoende perspectief in ziet.
In het Meerjarenprogramma?Infrastructuur Ruimte en Transport?(MIRT) Goederenvervoercorridors werken diverse ministeries al een aantal jaren samen met havenbedrijven en provincies om die gewenste logistieke toppositie van Nederland te versterken. Dit gebeurt door het ontwikkelen van “emissieloze topcorridors” die bijdragen aan duurzame economische groei en een betere leefomgeving.
Het Goederenvervoercorridors (GVC) programma is binnen het MIRT een samenwerkingsverband tussen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de vier grote havenbedrijven (Rotterdam, Amsterdam, North Sea Port en Moerdijk), en zes provincies Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Deze partijen werken samen met Rijkswaterstaat, Prorail, de Topsector Logistiek en de Logistieke Alliantie.
Het programma is opgedeeld in een Oost en Zuidoost corridor, dat in 2017 is gestart, en zich richt op de verbindingen tussen Rotterdam-Arnhem-Duitsland en Rotterdam-Venlo-Duitsland. Meer recent is daar ook het programma Goederenvervoercorridor Zuid aan toegevoegd. In dit programma staat de verbinding tussen Amsterdam-Rotterdam-North Sea Port/Vlaanderen centraal.
Miljoeneninvestering
Doelstelling is dat de drie topcorridors in 2030 de basis vormen voor een vlot, betrouwbaar, robuust, veilig en duurzaam transportsysteem dat bijdraagt aan duurzame economische groei en een betere leefomgeving. In die ambitie staan binnen de goederenvervoercorridors de ruimtelijk-economische ambities van overheden en bedrijven centraal. De infrastructuur is ondersteunend om deze ambities mogelijk te maken.
In november vorig jaar ontvingen de corridors GVC Oost, Zuidoost en Zuid een investering van ruim 32 miljoen euro; 26 miljoen euro van het Rijk, 6 miljoen euro van de regio.
Met de kapitaalinjectie willen de overheden stappen zetten richting multimodaal en duurzamer goederenvervoer in de belangrijke logistieke knooppunten binnen de corridors.
Verwachte volumegroei zet infrastructuurnetwerken – vooral weg en spoor - in Oost en Zuidoost onder druk
Investeringen zijn hard nodig want infrastructuurnetwerken in de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost staan in de nabije toekomst onder druk door een verwachte volumegroei van 10 tot 20 procent in het goederenvervoer tegen 2030, afhankelijk van de economische scenario's. Die groei leidt tot beperkte congestie voor binnenvaart en buisleidingen, maar mogelijk meer voor weg- en spoorvervoer. Optimaler gebruik van modaliteiten en achterstallig onderhoud zijn nodig, staat in het begin dit jaar gepubliceerde Toekomstagenda Goederenvervoer Oost en Zuidoost (OZO) 2030.
Tegelijkertijd moet de logistieke sector als gevolg van de energietransitie zijn transportactiviteiten verduurzamen door te kiezen voor elektrisch of waterstof en de overgang naar een circulair systeem. Grote havens spelen daarin een belangrijk rol, maar een dekkend energienetwerk ontbreekt. ‘Grote schaarse aan fysieke en (milieu)ruimte en onvoldoende samenhang in initiatieven en investeringen vormen uitdagingen voor de logistieke knooppunten binnen GVC OZO’, aldus de Toekomstagenda.
Om meer samenhang te krijgen op logistieke knooppunten binnen deze corridor zijn er zogeheten realisatiepacten opgesteld. Binnen deze pacten trekken Rijk en regio gezamenlijk op bij de versterking van de goederenvervoerscorridors, met logistieke knooppunten Tilburg en Venlo als koplopers.
Venlo: optimalisatie en herstructurering
Zo zijn in Venlo als onderdeel van het realisatiepact vier projecten geformuleerd, waaronder de optimalisatie van het emplacement van het spoor midden in de stad. ‘Het emplacement willen we graag optimaliseren en terugbrengen in omvang. Het is onze taak om samen met ProRail, de provincie en het ministerie te kijken of alle functies van het spoorgoederenvervoer thuishoren op het emplacement midden in de stad’, aldus Leon Peters, beleidsadviseur mobiliteit en logistiek bij de gemeente Venlo. Hij legt uit dat het emplacement voornamelijk het spoorgoederenvervoer bedient en dat er wordt gekeken naar mogelijkheden om enkele functies elders te faciliteren.
Daarnaast wordt in Venlo de herstructurering van het havengebied aangepakt, waarbij de zuidoever van de Maas meer ruimte zal bieden voor industrievaart door de verplaatsing van de recreatievaart naar de noordoever. Dit zal vijftien hectare extra ruimte creëren voor grote schepen die vanuit Rotterdam via Venlo naar Duitsland varen.
Een lastige opgave zegt Peters. ‘Je hebt te maken met bedrijven, eigenaren van de grond en ze kunnen tot in de oneindigheid blijven zitten waar ze zitten. Je moet dus echt het gesprek met hen aangaan. Wat willen zij? Wat willen wij? En waar kun je elkaar vinden? Ik zie de samenwerking tussen de verschillende partijen dus ook echt als een marathon.’
Tilburg: slimmer benutten werklocaties
In Tilburg ligt de focus op het slim benutten van bestaande werklocaties en het verbeteren van de bereikbaarheid. Maaike de Wijk, beleidsmedewerker economie en ruimte van de gemeente Tilburg, benadrukt het belang van revitalisering en de juiste bedrijven op de juiste plaats. ‘Enerzijds willen we via revitalisering slimmer omgaan met de ruimte. Om zo de toekomstbestendigheid van de werklocaties van ons knooppunt een forse impuls te geven’.
Een belangrijk project in Tilburg is de opwaardering van Sluis II aan het Wilhelminakanaal, waardoor een groot deel van de bedrijventerreinen bereikbaar wordt voor grotere vaartuigen. Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuwe trimodale terminal voor de overslag van goederen van water en weg naar spoor, wat bijdraagt aan de modal shift-doelstelling en verduurzaming. De Wijk: ‘Wij kijken daarbij nadrukkelijk naar kansen voor verduurzaming, bijvoorbeeld met een pilot om walstroom als aanjager te laten functioneren voor de grotere energietransitieopgave’.
De samenwerking voor corridor Zuid is nog pril. Eerst moet de meerwaarde blijken
Het goederenvervoerprogramma corridor Zuid is nog vrij jong. Dit programma is twee jaar geleden gestart met een uitvoeringsplan. De programmadeelnemers erkennen, zonder concreet te zijn, dat in deze corridor veel ruimtelijke vraagstukken spelen die impact hebben op de ambities van het programma. Zo liggen drie van de vier havens binnen deze corridor in een NOVEX-gebied.
De verstedelijking langs deze corridor gaat steeds verder en vraagt ruimte voor de energietransitie, maar ook voor bedrijventerreinen en knooppunten. Vandaar de ambitie in het toekomstbeeld van corridor Zuid om economische activiteiten ruimtelijk op een slimme manier in te passen en voldoende ruimte vrij te houden voor de transities.
De deelnemers aan het GVC Zuid zijn terughoudend om de ruimtelijke uitdagingen in corridor-verband samen met andere partijen aan te pakken. Wel zullen knelpunten en kansen bij de bestaande initiatieven en sectorale tafels worden besproken. De gedachte is dat de samenwerking bij corridor Zuid zijn meerwaarde eerst moet bewijzen, voordat er concrete uitvoeringsprojecten worden opgestart. ‘Het opstellen van realisatiepacten, zoals in Oost-Zuid-Oost, is nu ook niet relevant voor Zuid’, aldus het uitvoeringsplan.
Rotterdam: hubvorming als speerpunt
Binnen ‘Zuid’ werpt Rotterdam zich als grootste Europees havenlogistiek knooppunt inmiddels op als kartrekker van deze corridor met een realisatiepact ‘Rotterdam en omstreken’, dat dit najaar klaar moet zijn. Binnen dit pact met Greenport West-Holland, Europa’s belangrijkste verscluster, ligt de nadruk op het ontwikkelen van onder andere logistieke hubs, met ruimte voor verschillende voorzieningen voor goederenvervoerders, zoals laad- en tankvoorzieningen voor zero-emissie vrachtwagens en de binnenvaart. Binnen dit realisatiepact kan Rotterdam dankbaar putten uit de bestaande, akkoorden, onderzoeken, visies en ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan binnen het GVC OZO programma.
‘Vanwege zowel een sterke economie als de nationale duurzaamheidsdoelstellingen is het een belangrijke uitdaging om als eerste de logistieke hubs te realiseren’, zegt Michiel Jak, onafhankelijk regisseur. Samen met adviesbureau Buck Consultants International doet hij de procesbegeleiding. Hij benadrukt de noodzaak van een dekkend netwerk van hubs in Zuid-Holland voor een robuust en duurzaam transportsysteem. ‘Grote vraag is alleen hoe je die hubs realiseert en welke voorzieningen waar moeten komen.’
Bedrijfsleven is kritisch
De logistieke sector ziet het belang in van het Topcorridors-initiatief, maar vindt dat de diverse overheden nog altijd onvoldoende met elkaar praten over de investeringen in de infrastructuur in het achterland van Rotterdam om de modal shift te faciliteren, teneinde het verdienmogen van de sector te vergroten. Zij is ook kritisch op de projecten waar de bij dit programma betrokken overheden in hebben geïnvesteerd binnen de GVC’s, zoals extra ruimte voor ligplaatsen voor binnenvaartschepen, de beschikbaarheid van walstroom, een netwerk van clean energy hubs en een (lopend) modal shift stimuleringsprogramma, zo bleek onlangs tijdens een bijeenkomst, waarin de betrokken overheden in het Topcorridor-programma bij het logistieke bedrijfsleven peilden waar de investeringsbehoefte ligt binnen de drie GVC’s.
‘Voor de binnenvaart is het veel belangrijker onder welke (commerciële) condities een lading wordt vervoerd voor een verlader in plaats van de weg. Geen van deze vier projecten voldoet aan de condities om meer lading te vervoeren en efficiënter gebruik te maken van water of spoor binnen goederenvervoercorridors’, stelde Michel van Dijk, directeur logistiek bij Van Berkel Logistics kritisch. Hij sprak dan ook van ‘armoede’ als met deze projecten de modal shift van het goederenvervoer over de corridors moet worden gestimuleerd. ‘Deze projecten leveren geen grote bijdrage aan de modal shift want er gaat niemand extra gebruik maken van mijn schepen als ik aangeef dat er extra ruimte komt voor ligplaatsen. Dan zegt een klant ‘het ding’ moeten varen, niet liggen.’